Als het vluchtplan definitief is vastgesteld moet dit ingediend worden bij de luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) zodat bekend is welke vliegstroken gevlogen gaan worden.

2.1 Vluchtomstandigheden

De vluchtuitvoering vindt plaats in het bladloze seizoen, dat loopt grofweg van december tot en met maart. Voor LiDAR metingen is het van belang dat er geen wolken onder het vliegtuig hangen omdat daar de metingen niet doorheen gaan en dat het terrein vrij is van overstromingen of bedekking door sneeuw, ijzel, hagel, etc. Vluchten kunnen in principe in het donker worden uitgevoerd omdat er geen daglicht nodig is zoals bij luchtfoto’s. In de praktijk is het verkrijgen van vliegtoestemming ’s avonds en ’s nachts lastig en worden de meeste metingen overdag uitgevoerd.

2.2 Vliegrestrictie

Als aan deze voorwaarden is voldaan vraagt de vlieger toestemming aan bij LVNL om de vlucht te mogen uitvoeren. Er zijn nog verschillende restricties waar rekening mee gehouden moet worden. Zo zijn er gebieden rondom vliegvelden waar bepaalde restricties gelden. Bijvoorbeeld, in de directe omgeving van Schiphol (CTR) kan in principe alleen boven de 14.000ft gevlogen worden. ’s Nachts zijn er mogelijk kansen om op lagere hoogte te vliegen. In de ruimere omgeving van Schiphol (TMA) geldt dezelfde restrictie maar daar kan ook onder de 1500ft gevlogen worden. Rondom vliegveld Eindhoven wordt het ook steeds lastiger om toestemming te krijgen om te vliegen.
Naast restricties rondom vliegvelden zijn er ook restrictiegebieden rondom o.a. militaire gebieden en koninklijke paleizen. Verder zijn er soms evenementen zoals de militaire oefening Frisian Flag, of vliegshows / parachutesprong evenementen etc. die kunnen betekenen dat er op een bepaalde locatie geen toestemming kan worden verkregen.

2.3 De vlucht

Zodra de toestemming is verkregen gaat de vlieger de lucht in. Het vliegtuig wordt bestuurd door een piloot. Verder is er een operator aan boord die de bediening van de apparatuur op zich neemt. De piloot volgt de geplande vliegstroken en de scanner wordt ingeschakeld vlak voor het begin van de vliegstrook en uitgeschakeld vlak na het einde van de vliegstrook. Naast de LiDAR scanner bevat het vliegtuig een GPS-systeem dat de locatie van het vliegtuig monitort en een IMU (Inertial Measurement Unit) die de bewegingen van de scanner monitort. Bij luchtfoto’s is het gebruik van een stabilized mount al gebruikelijk, bij LiDAR wordt dat sinds kort ook toegepast. Dit is een platform in het vliegtuig waar de LiDAR op is geïnstalleerd die loodrecht naar beneden blijft kijken zodat de bewegingen van het vliegtuig geen effect hebben op de data. Na afloop van de vlucht worden de harde schijven met ruwe data uit het vliegtuig gehaald en naar kantoor gebracht.